Selecteer een pagina
Een inspirerende leeromgeving –
voor de maatschappij van morgen

Bob Rijpstra

Bob Rijpstra (59) is zowel directeur van de Nynke van Hichtumschool in Dokkum. Hij is één dag in de week verantwoordelijk directeur voor ICT, communicatie en een sterke en inspirerende leeromgeving binnen ROOBOL.

“We willen kinderen graag opleiden voor de maatschappij van de toekomst. Dat betekent dat we goed kijken naar de manier waarop we onderwijs aanbieden, zodat het aansluit bij die visie.” Bob Rijpstra is gepassioneerd over de manier waarop binnen de scholen gewerkt wordt aan de zogenaamde 21e eeuwse vaardigheden. “Het mooie is dat de scholen dit echt vanuit de teams organiseren. Dan weet je zeker dat het gaat leven.”

Een inspirerende leeromgeving is binnen ROOBOL meer dan zomaar een programma. Bob vertelt: “Het is een manier waarop scholen binnen hun eigen identiteit aan de slag kunnen met vernieuwing van het onderwijs. Het is ooit begonnen als drie verschillende werkgroepen: Inspirerende leeromgeving, Communicatie en ICT. Naarmate de tijd vorderde zagen we dat deze drie dingen heel erg veel met elkaar te maken hebben. Door zoveel mogelijk te combineren hebben we veel sneller stappen kunnen zetten.” Het resultaat is dat er door enthousiaste leerkrachten gewerkt wordt aan een leeromgeving die aansluit bij de belevingswereld van kinderen, maar wel met oog voor de toekomst.

Het model ’21e eeuwse vaardigheden’ – gepubliceerd door Kennisnet – kreeg in 2016 een belangrijke uitbreiding. Don Zuiderman, Docent ICT & Onderwijs aan de Pabo van de Hogeschool Utrecht legt uit wat ze inhouden en hoe dit van toepassing is op de maatschappij van nu en morgen.

Hierin spelen 21e eeuwse vaardigheden een belangrijke rol. Kennisnet – een belangrijke partner van onderwijsinstellingen op het gebied van ICT – verbeterde een model dat deze vaardigheden beschreef. “Een inspirerende leeromgeving is net als een sausje dat een gerecht extra smaak geeft. Wanneer je dit combineert met de 21e eeuwse vaardigheden voegt het extra waarde toe aan het onderwijs.”

Maar is er in het huidige onderwijslandschap ruimte voor dit soort toepassingen? “Om in de analogie van een maaltijd te blijven, dan is lange tijd het voedsel hetzelfde gebleven. Af en toe veranderde de lepel of de vork waarmee deze gegeten werd. De methode is heel lang leidend geweest, mensen die echt innoveerden waren eenlingen. Je snapt dat de continuïteit van de vernieuwing dan in gevaar komt. Gelukkig komt er binnen het onderwijs steeds meer het besef dat er meer wegen zijn die naar Rome leiden.

 

“Zie een inspirerende leeromgeving als het sausje dat een gerecht een extra rijke smaak geeft. Het voegt waarde toe!”

Alleen, hoe krijg je dit goed toegepast binnen scholen? Het begint bij de leerkrachten, waarbij ROOBOL beseft dat niet iedereen even snel in deze ontwikkelingen mee zal gaan. “Het start bij een groep enthousiaste mensen die gaan experimenteren. Als je kijkt naar de Innovatiecurve van Rogers zullen die een groep vroege volgers aansteken met het enthousiasme en de resultaten. Dit groeit door naar een grote meerderheid die op verschillende momenten ook aan de slag gaat. Uiteindelijk helpt die meerderheid ook de collega’s die in eerste instantie misschien wat sceptisch zijn. Dat doen ze door vooral veel ervaringen te delen.”

 

De innovatiecurve werd in 1962 populair via het boek “Diffusie van Innovatie van Everett Rogers.”

“De kracht ligt erin dat we binnen elke school een enthousiaste leerkracht hebben aangesteld als zogenaamde Media Innovator. Deze leerkrachten komen regelmatig bij elkaar om ontwikkelingen te bespreken en van elkaar te leren. Ze kunnen zich vanuit passie voor onderwijs en nieuwe dingen bezighouden met het vernieuwen van onderwijs. Dit enthousiasme nemen ze mee terug de scholen in. Net als een olievlek zich steeds verder uitbreidt, zo zien we ook dat steeds meer collega’s bewust nadenken over de manier waarop ze kinderen helpen.”

De kracht van het netwerk

In 2017 is gebleken dat het netwerk van innovators sterker is geworden. Zowel op het gebied van kennisdeling als het samenwerken aan oplossingen weet men elkaar steeds beter te vinden. “En dat is belangrijk, omdat de ontwikkelingen snel gaan. Wat we willen bereiken is niet te doen door één persoon bovenschools verantwoordelijk te maken. Als echte verandering in het klaslokaal plaats moet vinden, moeten ook díe mensen verantwoordelijk zijn voor vernieuwing. Daarom is het ook belangrijk dat deze mensen de ambitie hebben uitgesproken om hun werk te combineren met dat van de taal- reken- en talentcoördinatoren binnen hun school. Ook hebben ze samen de belangrijkste stem gehad in de keuze voor het ecosysteem van apparaten en apps van Apple als middel om modern onderwijs vorm te geven”.

In zijn Tedtalk uit 2012 legt de Britse onderwijskundige Doug Belshaw uit welke vaardigheden in de 21e eeuw nodig zijn om kinderen klaar te stomen voor de maatschappij van de toekomst.

Het uiteindelijke doel van dit alles is dat kinderen de vaardigheden leren die ze nodig hebben om goede ondernemers en werknemers te worden. “De nadruk ligt vaak op de middelen. Het risico is dat scholen veel investeren in mooie apparatuur die vervolgens ongebruikt blijft liggen omdat leerkrachten het zien als iets ‘dat erbij komt’. Dat komt niet ten goede aan de kinderen, daarom moeten collega’s geholpen worden om nieuwe leermiddelen écht te gebruiken als onderdeel van de les.” Alle leerkrachten krijgen daarom regelmatig scholing hoe ze dit in het klein en met eenvoudige middelen al kunnen toepassen in hun eigen klas. Die scholing wordt steeds meer aangeboden door eigen medewerkers.

De Media Innovators werken aan manieren om 21e eeuwse vaardigheden onderdeel te maken van de lessen die aangeboden worden. Dat doen ze door kritisch te kijken naar wat nodig is en waarom ze dit eigenlijk willen. Met die basis is het veel makkelijker om collega’s te inspireren. De stip op de horizon is dan ook dat alle leerkrachten meer ruimte hebben om het onderwijs af te stemmen op de behoeften van ieder kind. Bob Rijpstra besluit: “Dat betekent niet dat kinderen alleen leren wat ze zelf willen. Het betekent wél dat kinderen leren wat op dit moment en de nabije toekomst relevant is.”

“De nadruk ligt vaak op de middelen, terwijl leerkrachten juist geholpen moeten worden om ze écht te gebruiken als onderdeel van de les.”